Profile
Blog
Photos
Videos
Vandaag heb ik één van de meest bizarre duiktrips van mijn leven gemaakt.
Met mijn duikmaatje van vandaag, de man in de witte jurk en de grote zwarte baard, had ik eergisteren afgesproken hem om zes uur te treffen in de haven. Vanwege zijn gebrekkige beheersing van het Engels hebben we toen ook niet veel méér kunnen uitwisselen. Ik weet wel dat hij visser is en een Padi duikbrevet heeft. En een boot en duikuitrustingen heeft.
Toen we gisteravond thuiskwamen na de safari, hoorde ik dat hij was langs geweest en had verteld dat hij me vanmorgen komt ophalen. Verder is me op het hart gedrukt dat ik het tegen de kustwacht niet over wrakken moet hebben, maar alleen over riffen en vissen. Dat zal me niet moeilijk afgaan, want ik wist niet eens dat hier wrakken liggen. Om half zes zit ik al buiten op hem te wachten, met in mijn rugzak de fles water en de drie zoete broodjes die ik gisteren in Tissa heb gekocht.
Als om kwart voor zes de vrouw des huizes haar zoon naar school gaat brengen met hun eigen tuk-tuk, kijkt ze wel een beetje verbaasd als ze me bij de ingang van het erf in het donker op een steen ziet zitten. Precies om zes uur komt hij aan, met zijn brommer. Hij heeft nu geen witte jurk aan, maar een trainingspak. Ik weet nog steeds niet wat zijn voornaam is, want toen ik hem later vroeg om zijn naam voor me op te schrijven, heeft hij deze afgekort met 'J.'. Laten we hem daarom maar Joesoef noemen.
Ik neem met mijn slippers plaats achterop de brommer en over de hobbelige weg rijden we naar de haven. Allebei zonder helm uiteraard, want die gebruiken veel mensen hier niet. Is dat een voorteken voor de veiligheid van het duiken straks, vraag ik me af?
Op het strandje lopen we langs een aantal vissersbootjes en dan vertelt Joesoef me om over een zandpaadje verder te lopen richting het gebouw van de kustwacht, waar ik eergisteren al was. Hij komt daar dan later heen met de duikuitrusting. Hij zegt iets over een hek, maar ik heb geen idee of ik daar nu moet wachten, of er juist doorheen moet gaan. Het paadje komt inderdaad uit bij een groot hek, de achteruitgang van het terrein van de kustwacht. Naast het hek staat een groot bord met de tekst 'COAST GUARD DIVING CENTRE KIRINDA'. Het hek zit niet op slot. Iets verderop ligt een gebouwtje waar ik waarschijnlijk moet zijn. Bij de hoofdingang stond eergisteren een man met een automatisch geweer op wacht. Zou ik dan nu zomaar door kunnen lopen? Ik durf het niet aan.
Na een paar minuten wordt het hek voor me opengedaan. Het is de commandant, die ik eergisteren heb gesproken. We lopen naar een kantoortje in het fraaie nieuwe gebouw waarin het duikcentrum is gevestigd. Ik moet mijn paspoort laten zien, een formuliertje invullen en 1000 rupee betalen (ongeveer zeven euro). Ik krijg te horen dat de belangrijkste taak van deze post van de kustwacht is om een aantal oude wrakken te bewaken. Hoewel er al wel archeologisch onderzoek is uitgevoerd, bevindt een groot van de lading zich nog aan boord. Bij één van de wrakken gaat het om munten, bij een andere om glazen flesjes. De commandant laat me in een vitrine een aantal van deze flesjes zien. Achttiende of negentiende eeuw, schat ik zo in.
Ik krijg inderdaad de vraag of ik wist dat er wrakken liggen, wat ik uiteraard ontken. Ik heb maar niet verteld dat ik net een paar dagen eerder in het archeologisch museum in Galle veel over wrakken heb gelezen.
Ik begrijp van de commandant dat het 'Coast Guard Diving Centre' als overheidsinstelling uiteraard niet kan optreden als commercieel duikcentrum.
Ik moet me nu maar gaan omkleden, zegt hij. "Omkleden", vraag ik verbaasd? Ik heb over mijn zwembroek alleen een lange broek en een T-shirt aan, en die heb ik nodig om niet te verbranden. En Joesoef is nog niet gearriveerd met de duikuitrustingen. Alles wordt nat onderweg, zegt hij. Hij brengt me naar een ruime kleedkamer met lockers en daarachter een ruimte met toiletten en douches. Hier mag ik gebruik van maken. Deze voorzieningen zouden een commercieel duikcentrum met 25 klanten niet misstaan, maar hier ben ik de enige gebruiker.
Ik moet even puzzelen om te bedenken wat ik in de locker zal laten, en wat ik zeker onderweg nodig zal hebben. We gaan drie duiken maken, en ik reken erop pas aan het eind van de middag weer terug te zijn. Ik laat mijn rugzak, mijn paspoort, mijn portemonnee, de broodjes en mijn camera dan maar achter, maar neem wel water, zonnebrand en mijn hoed mee in een plastic tasje. Plus de kleding die ik aan heb.
Als ik net ben 'omgekleed' schuift er een bootje het strand op bij het duikcentrum, en stapt Joesoef uit. Het wordt me nu duidelijk dat de vissersboot waarmee we de zee opgaan niet zo'n houten kottertje is, zoals we eergisteren in Mirissa zoveel hebben gezien, maar een polyester sloep met buitenboordmotor.
Het kost me enige moeite om aan boord te komen, vooral omdat ik tegelijkertijd angstvallig probeer om mijn slippers met mijn tenen vast te houden. Ik val half in het water en ben daarom al aardig nat voordat ik over de rand ben geschoven.
Joesoef wil meteen vertrekken, maar ik had me voorgenomen om eerst de duikuitrusting te inspecteren, en dat blijkt achteraf een goed voornemen te zijn geweest.
In het midden van de boot liggen zes aluminium duikflessen opgestapeld, dus dat zit wel goed, hoewel ik niet op keuringsstempels heb gelet.
Ook zie ik meerdere zwemvliezen in de boot. Ook OK. Maar waar zijn de trimvesten? Vóór in de boot ligt nog een net met spullen. Hierin vind ik ademautomaten, loodgordels en duikbrillen, maar nog steeds geen trimvesten. Ik vraag Joesoef waar deze zijn. "No BC" zegt hij. Ik zeg dat je zonder toch niet kunt duiken, maar volgens hem duiken veel mensen zonder trimvest. Ik vraag hem nog of hij tijdens zijn Padi opleiding niet heeft geleerd dat een trimvest een essentieel onderdeel is van de duikuitrusting. Hij heeft het inderdaad gebruikt tijdens zijn opleiding, maar vond het daarna te duur om er een aan te schaffen.
Voor de niet-duikers: een trimvest is niet alleen nodig om op alle diepten uitgebalanceerd in het water te blijven zweven, zonder dat je koralen en andere dieren kapot trapt, maar is ook heel belangrijk voor de veiligheid. Voordat je vanuit de boot in het water springt blaas je eerst je vest op, zodat je niet meteen naar de bodem zinkt. En als je na het duiken moet wachten totdat een boot je weer oppikt, is het veiliger om je vest op te blazen, dan om al die tijd te moeten watertrappelen.
Ik zeg tegen Joesoef: "no BC, no diving", pak mijn slippers en mijn plastic tasje en stap uit de boot. Joesoef kijkt niet eens zo heel erg verbaasd, enigszins begripvol zelfs. We lopen het duikcentrum weer binnen, waar ik de commandant uitleg wat er aan de hand is. Volgens hem duiken alle vissers hier zonder trimvest, en heeft Joesoef ook al eerder toeristen meegenomen zonder trimvest. Joesoef heeft hem gezegd dat hij mij eergisteren heeft verteld dat hij geen trimvest heeft, maar daar kan ik me niets van herinneren. We hebben het wel over een wetsuit gehad, maar dat leek me met deze watertemperatuur overbodig.
Wat mij betreft zit mijn duikavontuur er nu op en vraag ik me af of ik mijn 1000 rupee van de coastguard terugkrijg. De commandant heeft echter nog een verrassing voor me in petto. Hij vindt het sneu voor me dat mijn duiken niet kunnen doorgaan en biedt me zijn persoonlijke trimvest aan, wat eigenlijk niet mag. Hij drukt me op het hart er vooral voorzichtig mee om te gaan, omdat hij garant staat voor dit overheidseigendom. Als ik het trimvest dankbaar in ontvangst neem, bedenk ik dat het alleen zinvol te gebruiken is als het is aangesloten op een speciale inflatorslang die aan de eerste trap van de ademautomaat moet zitten. Ik heb zo'n slang niet zien zitten aan de ademautomaten in het net in de boot, en verwacht ook niet dat ze eraan zitten. Met enige schroom deel ik mijn bezorgdheid met de commandant. Weer aarzelt hij even, en biedt me dan ook zijn persoonlijke ademautomaat aan, mét inflatorslang. Uiteraard ben ik hem zeer dankbaar dat ik nu toch kan gaan duiken.
Met mijn ervaring van zoeven nog in het achterhoofd gooi ik nu eerst mijn slippers in de boot en kan daarna iets eleganter dan daarnet in de boot stappen. We varen met volle kracht van de kust af, met zijn vieren in de kleine boot. Ik zit achterop, naast degene die de buitenboordmotor bedient. Vóór de stapel duikflessen zit Joesoef op de bodem van de boot naast een jonge duiker van de kustwacht. Hij heeft geen duikuitrusting bij zich en moet alleen maar controleren of wij ons aan de regels houden en niets meenemen van de zeebodem of uit één van de wrakken.
Als we de kust al bijna niet meer kunnen zien, bedenk ik me dat ik in de boot geen reddingvesten heb zien liggen. Van de twintig keer dat we de afgelopen maanden een boottocht hebben gemaakt, waren er altijd wel reddingsvesten aanwezig, en werd er soms zelfs uitleg gegeven over het gebruik ervan en werd er dan op toegezien dat je ze daadwerkelijk gebruikte. Blijkbaar zijn ze in Sri Lanka niet verplicht, want anders zou de kustwacht toch wel in actie komen. Toch? Gelukkig is het water erg rustig, en verwacht ik niet dat we problemen krijgen met de sloep. In geval van nood zou ik zelfs het trimvest dat ik nog aan heb als reddingsvest kunnen gebruiken.
Joesoef wijst plotseling naar het wateroppervlak, maar ik zie niets. Hij vraagt de roerganger om te keren en dan zie ik een zeeschildpad aan de oppervlakte. Als we dichterbij komen blijkt dat hij dood is. Eén van de poten laat al bijna los. Jammer, het zijn zulke mooie beesten.
Als we verder varen zie ik in de verte aan de horizon iets boven het water uitsteken. We varen er recht op af, en als we dichterbij komen zie ik dat het een vuurtoren is, die nu steeds hoger boven het water uittorent. Naast de vuurtoren ligt een lange rots, die door de golven wordt overspoeld. Ik kan me voorstellen dat dit een verraderlijke plaats is voor de scheepvaart, waardoor er hier schepen zijn vergaan. De vuurtoren zal het er iets veiliger op maken. Achter de vuurtoren minderen we vaart en gidst Joesoef ons naar de juiste plek. Zodra de boot stilligt, begin ik me wat ongemakkelijk te voelen in de deinende boot. Het begin van zeeziekte. We moeten maar snel onderwater gaan, dan heb ik er geen last meer van.
Vanwege de taalbarrière heb ik met Joesoef geen duikplan afgesproken. Ik heb dus nog geen idee wat we beneden gaan aantreffen, hoe diep we gaan en hoe lang. Ik vraag hem hoe diep het hier is. "Ongeveer tien meter", is het antwoord. Als dat ook de duikdiepte wordt, dan hoef ik me in ieder geval geen zorgen meer te maken over het ontbreken van een duikhorloge, duikcomputer en de compressietabellen.
De jongen van de kustwacht schroeft mijn ademautomaat op een duikfles. Als ik de kraan langzaam open draai, zie ik de manometer op 150 bar staan, terwijl dat normaal 200 bar zou moeten zijn. Dat wordt dan in ieder geval geen lange duik, bedenk ik me.
Joesoef geeft me een paar duikvinnen, die ik probeer. Ze passen, maar zouden wel een halve maat kleiner mogen zijn. Het andere paar dat hij voor me heeft meegenomen is een maat groter, dus ik hou het hier maar bij.
De loodgordel die Joesoef me geeft is wel erg licht. Ik tel vijf blokjes van ongeveer een kilo. Deze gordel is te licht zeg ik. "Tien, zoals je had gezegd", zegt Joesoef. Ik had eergisteren inderdaad tegen hem gezegd dat ik ongeveer negen of tien kilo lood nodig heb. Dit is geen tien kilo, zeg ik hem. Nee, antwoordt hij, tien pound. Het blijkt toch lastiger te zijn dan ik had gedacht om afspraken te maken over een duiktocht met iemand uit een totaal andere cultuur en waarmee je niet goed kunt communiceren.
Gelukkig heeft Joesoef enkele losse loodblokjes meegenomen, die door de kustwachtjongen in de vakjes van mijn trimvest worden gestopt.
Als ik alle aanwezige uitrustingsstukken heb aangetrokken, en de lucht uit mijn automaat heb getest, blaas ik mijn trimvest voor een deel op, en stop als laatste een grote rode zakdoek in mijn trimvest.
Dat ik deze bij me heb is het resultaat van een vervelende ervaring die had ik bij het duiken op Bohol in de Filippijnen. Nadat ik daar drie duiken had gemaakt, bleek mijn hoofd verbrand te zijn door de zon. Daarover verbaasde ik me in eerste instantie, omdat ik toch de gehele dag in de schaduw had gezeten. Behalve, bedacht ik me later, als we na een duik drijvend aan de oppervlakte een tijdje hadden moeten wachten totdat onze boot ons weer oppikte. Omdat het meenemen van een hoed tijdens het duiken niet zo praktisch is, heb daarom bedacht om direct na bovenkomst een zakdoek over mijn kaalgeschoren hoofd te leggen. Later zou ik erachter komen dat dit niet alleen maar positieve effecten zou hebben.
Zodra ik klaar ben gaat Joesoef op de rand van de boot zitten en laat zich achterover vallen. Zonder een OK signaal te geven, of even op me te wachten, zie ik hem onder water verdwijnen. Ook ik laat me nu achterover in het water vallen. Dankzij mijn half opgeblazen trimvest blijf ik netjes aan de oppervlakte drijven, en geef het OK signaal aan de kustwachtjongen. Ik zie Joesoef onder me al over de bodem zwemmen, en laat mijn trimvest leeglopen om naar hem toe te gaan. Zelfs met mijn lege trimvest drijf ik echter nog steeds aan de oppervlakte. Toch nog te weinig lood, bedenk ik. Door helemaal uit te ademen verlies ik drijfvermogen, en eenmaal onder water kan ik naar de bodem zwemmen. Er staat een flinke stroming, en ik moet stevig zwemmen om bij Joesoef te komen. Onderweg naar beneden kost het me ook moeite om mijn oren te klaren. Ik was een paar dagen geleden flink verkouden, en het is blijkbaar nog niet helemaal over. Het klaren lukt me uiteindelijk wel, maar wat me meer zorgen baart is het gepiep in mijn hoofd, en de pijnlijke druk op mijn voorhoofd. Het op gelijke druk houden van de voorhoofdsholtes gaat meestal automatisch, maar gaat nu vanwege mijn verkoudheid niet probleemloos. Eenmaal beneden geef ik het OK handsignaal aan Joesoef, dat hij niet beantwoordt. Het water is helder en we hebben een zicht van zeker vijftien meter. Ik zie vele soorten gekleurde vissen zwemmen en zie plotseling een grote school vissen naast me. Ze lijken eerst zwart, als het licht er iets anders op schijnt donkerblauw, en dan weer plotseling zilverachtig. Vlak voor hun staart hebben ze een gele stip. Ik zal later wel eens opzoeken hoe deze vissen heten.
Het koraalrif is niet zo fraai als ik in Australië en de Filippijnen heb gezien, maar de koralen lijken me wel onbeschadigd. Ik volg Joesoef tegen de stroming in, en moet daarnaast moeite doen om beneden te blijven, want ik ben nog steeds ongeveer twee kg te licht. Uit een horizontale spleet steken een dozijn sprieten van wel 50 cm lengte. Deze behoren toe aan een drietal grote kreeften, waarvan we alleen de voorkant kunnen zien. Joesoef raakt de sprieten aan, waarna de kreeften zich nog verder in de spleet terugtrekken. Eerder had hij zijn gehandschoende hand ook al in een anemoon gestoken, die daardoor al zijn tentakels terugtrok. Ik heb altijd geleerd om de dieren onder water zo weinig mogelijk te verstoren, maar een visser kijkt misschien toch met andere ogen naar de natuur dan ik.
De stroming is hier wat minder, en de diepte waarop we zwemmen varieert tussen de zeven en elf meter. Steeds als we van diepte veranderen, moet ik moeite doen om mijn oren te klaren, en piept het in mijn sinussen, waar ik continue een lichte pijn voel. De golfslag voelen we hier ook nog, wat me nog steeds een licht gevoel van zeeziekte geeft. Daarnaast kost het me nog steeds moeite om beneden te blijven. Ik verbruik daarom wat meer lucht dan ik gewend ben, en moet daarom al na een kwartiertje het teken geven dat ik nog maar 100 bar in mijn fles heb. Joesoef lijkt het signaal niet te begrijpen, waarna ik mijn manometer aan hem laat zien. Ik bekijk zijn manometer. Hij heeft nog iets meer lucht, ongeveer 110 bar. Ruim voldoende om nog een flinke tijd te duiken op deze diepte. We komen nu bij een grotje, waarvan ook de achterkant open is. De grot is ruim genoeg om doorheen te zwemmen, en als ik goed ben uitgetrimd zou ik het ook kunnen doen zonder de wanden en het plafond aan te raken. Daar ben ik nu echter niet zeker van, en door het aanraken van koralen als je geen duikpak en handschoenen aan hebt, kan een duiker zich gemakkelijk verwonden, terwijl het koraaldiertje deze ontmoeting waarschijnlijk niet overleeft. Ik zwem Joesoef daarom niet achterna, en zwem bovenlangs naar de uitgang. Een volgend grotje is wat ruimer, en daar zwem ik wel doorheen, hoewel dat vanwege de stroming niet gemakkelijk is.
Joesoef wijst naar een soort put in het koraal. Onderin zitten twee grote murenes met hun gemene tronies, die uiterlijk erg van elkaar verschillen. Het zijn twee verschillende soorten, die elkaars gezelschap kunnen verdragen, of het is een soort waarvan de geslachten van elkaar verschillen. Ook dat moet ik later maar eens opzoeken. Verderop zien we weer twee kreeften met lange antennes, en een prachtig gekleurde naaktslak.
Ik geef Joesoef weer een signaal als mijn luchtvoorraad tot 50 bar is gedaald, en we ronden onze duik nu langzamerhand af. We stijgen langzaam op, en houden nog een korte stop op vijf meter diepte. Eenmaal aan de oppervlakte blaas ik mijn trimvest op, en zie de boot in de verte liggen. Joesoef geeft een teken dat hij onze kant op moet komen, en ik probeer mijn nieuwe techniek uit om verbranding van mijn onbehaarde hoofd te voorkomen. Ik haal de grote rode zakdoek uit mijn trimvest, haal mijn duikmasker van mijn hoofd, zakdoek eroverheen, en dan het masker weer op om het vast te zetten. De zakdoek valt ook over mijn gezicht heen, waardoor ik de horizon niet meer zie. Binnen tien seconden ben ik zo ziek als een hond, en begin te kokhalzen. De boot is op dat moment al aangekomen, en ik haal de zakdoek weer van mijn hoofd. Dobberend op de golven geef ik mijn loodgordel aan de mensen in de boot, en daarna mijn fles met trimvest. Nog steeds kokhalzend wordt ik aan boord geholpen.
Ik voel me zeeziek en heb nog steeds pijn in mijn voorhoofd. Ik zeg tegen Joesoef dat het klaar is. "Laten we maar terug gaan". Als ik vertel dat ik pijn heb in mijn sinussen, begrijpt hij dat. De kustwachtjongen vraagt bezorgd of ik mijn oren wel heb geklaard, en of er bloed uit mijn neus is gekomen. Het klaren ging uiteindelijk redelijk, en van bloed was gelukkig geen sprake.
Zodra de boot eenmaal vaart is mijn zeeziekte over, en geniet ik van de tocht over de golven. Ik krijg een beetje spijt dat ik de tweede en derde duik heb geannuleerd. Volgens de Lonely Planet is het Great Basses Reef één van de mooiste duikplekken van Sri Lanka, en alles ligt klaar om nog twee duiken te maken, op mogelijk nog mooiere plaatsen dan van de eerste duik. Ik heb mijn beslissing echter genomen, en heb er vrede mee.
Eenmaal aan land heeft ook de commandant er begrip voor dat ik vanwege pijn in het voorhoofd voortijdig heb moeten stoppen. Hij is blij dat hij zijn ademautomaat en trimvest weer heelhuids terugkrijgt, nadat ze zijn schoongespoeld door de kustwachtjongen.
Hij heeft in mijn paspoort diverse stempels en visa gezien, waar we nog even over babbelen. Als ik vertel dat ik binnenkort naar China ga, vertelt hij dat hij daar een jaar heeft gewoond, voor het volgen van een uitgebreide duikopleiding.
Joesoef brengt me weer op de brommer naar het guesthouse, waar Hetty nog bezig is met haar ontbijt. Joesoef drinkt een kopje koffie mee en ik betaal hem het bedrag dat we hadden afgesproken. Hij nodigt ons uit om na het diner bij hem thuis te komen, om kennis te maken met zijn vrouw en drie kinderen. Zijn dochter van zeven zit op een internationale school, en spreekt goed Engels, vertelt hij.
We gaan op de uitnodiging in, en hij zal ons om vijf uur ophalen.
Ik voel me nog steeds niet lekker, en ga een paar uur slapen.
Als we om kwart voor vier ons diner bestellen, blijkt de kok daar eigenlijk nog niet op voorbereid. Ik vertel dat we om vijf uur worden opgehaald.
Pas om vijf uur arriveert het eten, dat we gehaast naar binnen werken.
We zijn Joesoef dankbaar dat hij wat later is. Als we klaar zijn met eten is hij er nog steeds niet, en om zes uur gaan we er maar vanuit dat hij niet meer komt. We hebben op het terras inmiddels leuke gesprekken met andere toeristen, en hebben een vervelend gesprek te voeren met de eigenaar van het guesthouse over de eindafrekening van ons verblijf.
Daar hebben we in Sri Lanka al een paar maal eerder gedoe over gehad, en dat blijkt ook de ervaring van de andere toeristen.
We hadden een prijs afgesproken voor de kamer, maar daar komt nu ineens 10% 'servicecharge' overheen. Bij het afspreken van de safari had ik begrepen dat dat inclusief eten en drinken was, maar nu blijken de kleffe sandwiches en de vriendelijk aangeboden flesjes cola toch ineens voor forse bedragen op de rekening te staan.
Veel Sri Lankanen schijnen te denken dat toeristen zoveel geld hebben dat je ze best wel iets meer in rekening kunt brengen dan is afgesproken. En bij veel toeristen werkt die tactiek misschien ook nog wel. Over de 10% ben ik resoluut, die ga ik niet betalen. Over het eten en drinken ben ik minder zeker. Ook de andere toeristen hebben daarover geen duidelijke uitspraken gehoord. Die zal ik dan met weinig plezier maar betalen. Dergelijk gedoe over de rekening geeft ons wel steeds een naar gevoel. In de andere landen die we hebben bezocht was dat gelukkig nooit aan de orde.
Theo
- comments
Annemie Tjonge Theo, wat een verhaal!! en wat een avontuur......maar goed dat jij zo standvastig bent en geen risico's neemt, die anderen wel blijken te nemen. En dat je dan die spullen v.d. kustwacht mag lenen, super. Goh, dat met die rode zakdoek, wat een onverwacht effect, vervelend. Ik was al heel benieuwd toen jij in 't begin van dit verhaal benoemde dat die rode zakdoek nog een heel ander effect bleek te hebben, wat dat dan zou zijn en probeerde te bedenken wat.....misschien trok het spannende vissen aan, zoals een rode lap op een stier, of had een rode hoofdbedekking een speciale "niet o.k."betekenis in Sri Lanka, enz. Maar dit had ik nooit kunnen bedenken en jij was nog wel zo creatief met die hoofddoek tegen hoofdzonnebrand, geweldig bedacht, en hoe je zoiets dan ook nog liggend in het water op je hoofd krijgt..... Benieuwd naar jullie volgende avonturen, wat zul jij veel moois onder water gezien hebben, op al die duiktochten, wow. Groetje, Annemie
Hans Gijsen Goed gedaan Theo!