Profile
Blog
Photos
Videos
Het plan was om onze laatste dagen in Ethiopië een beetje te relaxen aan Lake Tana waar een Nederlands koppel een mooie camping heeft opgebouwd (Tim en Kim Village, kan het nog Hollandser?). Maar daar stak Bram zijn Danakil-souvenir een stokje voor. Een voedselvergiftiging veroordeelde hem tot platte rust in de tent waar we met veel moeite de koorts net onder de 40° konden houden. Gelukkig bood onze uitgebreide huisapotheek redding: dankzij een dosis antibiotica konden we op tijd terug vertrekken om de grens met Soedan te bereiken net voor ons Soedanees visum verviel.
De streek rond Gonder, aan de grens met Soedan is om eerlijk te zijn niet de aangenaamste streek van Ethiopië. Het is een klassieke stop voor de tourbussen, dus de "youyouyou's" zoemen ons rond de oren. En toch zullen we met een goed gevoel aan de Ethiopiërs (Habesha) terugdenken. Ondanks al de negatieve verhalen van andere reizigers, hebben we van stenen gooien op onze auto weinig gemerkt. Iedereen heeft hier inderdaad wel een steen in zijn hand of binnen handbereik, maar dan om op zijn geit, koe, broertje of vriendje te gooien. Zelfs petotterkes die amper kunnen lopen, kunnen al een indrukwekkende worp laten zien. Moest er een olympische sport stenen gooien bestaan, de Ethiopiërs zouden zeker goud winnen! De enkeling die in de aanvalspositie stond om onze auto met een van zijn projectielen te bekogelen, konden we meestal net op tijd afschrikken door hem/haar heel ostentatief met de vinger te wijzen. Met een verschrikte blik werd het projectiel dan op de grond gedropt, om dan enthousiast en met een brede glimlach te wuiven!
We kwamen inderdaad ook veel bedelende Ethiopiërs tegen, en op die momenten zakte de moed ons soms in de schoenen. Waar komt dat toch vandaan? Die vanzelfsprekendheid waarmee ze ervan uitgaan dat we duizenden kilometers gereden hebben om in hun dorp geld en pennen te komen uitdelen. Waarom zelf iets ondernemen als de blanke man het met alle plezier voor ons komt doen? Het is schrijnend om te zien dat dit de houding is die veel Ethiopiërs hebben aangenomen. Het lijkt wel of de jarenlange buitenlandse steun elk sprankeltje trots heeft weggenomen van wat ooit een trots volk was.
Maar aan de andere kant werden we minstens evenveel verrast door de vriendelijkheid en de gastvrijheid van de Habesha's. Zo denk ik liever terug aan de twee vrolijke mannen die ons in een klein cafétje hun ontbijt aanboden nadat de ober ons verteld had dat alles op was, dan aan de twintigjarige low-life langs de kant van de weg die luidkeels om geld riep.
Maar na zes weken begon de drukte in het land ons toch een beetje parten te spelen...Ze zijn ook met zoveel! Privacy en persoonlijke ruimte is een ongekend begrip in een land als Ethiopië. Het werd dan ook stilaan tijd voor ons om Ethiopië te verlaten. En dat kwam goed uit, want volgens ons Soedanees visum hadden we nog welgeteld één dag over om het land binnen te gaan!
Bij het binnenkomen van Soedan, werd het meteen duidelijk dat we in een moslimland waren toegekomen. En ook wat er in dit land op de eerste plaats komt: Allah en de siësta! Wanneer we na een grondige security-check aan de ethiopische grenspost om vier uur aankwamen aan de Soedanese grens, dus net na hun siësta, konden we toch het land niet in. En daar was uiteraard een heel goeie reden voor: het hoofd van de veiligheid, de man die dat belangrijke stempeltje in ons paspoort moet zetten, was net vertrokken naar de moskee.
Maar dat is geen probleem, werd ons op het hart gedrukt: we moesten gewoon een beetje wachten, hij zou terug zijn om vijf uur. En dan valt het gevreesde woord dat we ook de volgende weken te pas en te onpas zullen horen: Insha'Allah! Na meer dan een uur en half wachten, vonden we toch dat we meer als genoeg begrip hadden getoond voor hun religieuze prioriteiten, en probeerden we op een vriendelijke manier wat schot in de zaak te brengen. (De ervaring leert ons dat we vriendelijk en geduldig moeten blijven tot alle stempels op de juiste plaats staan. Ons avontuur op de Ethiopische ambassade ligt nog iets te vers in ons geheugen) Toen we uiteindelijk toch een van de mannen konden overtuigen om uit zijn siësta-bed te stappen en op zoek te gaan naar de man van de stempel, bleek dat degene die we zochten eigenlijk al een eeuwigheid thee zat te drinken en voetbal zat te spelen op straat net voor de poort van het douanegebouw!
Net voor het donker konden we dan toch al het papierwerk afronden en reden we een paar kilometer het land binnen om daar onze eerste bushcamp in Soedan te zoeken.
De grens van Ethiopië naar Soedan oversteken, voelt alsof je na een drukke werkdag uit het geroezemoes van een overvolle trein op je fiets stapt, en door de velden naar huis fietst...Een gevoel van absolute vrijheid dat je overvalt!
Buiten een paar ezelkarren en de zeldzame pick-up zijn de straten bijna leeg. De mensen en geiten lopen niet kriskras over de weg en proberen het noodlot niet te tarten door blindelings de straat over te steken. Een slaapplaats zoeken is hier dan ook geen probleem. Zodra we aan de horizon een berg of een paar bomen spotten, rijden we van de weg af...we zigzaggen langs stenen en boompjes om een perfecte kampplaats te vinden: niet te veel bulten, stenen of stekels op de grond; door een paar heuvels afgeschermd van wind en pottenkijkers en een prachtige sterrenhemel boven ons hoofd.
Een groot contrast met Ethiopië waar wildkamperen bijna een mission impossible is en waar we regelmatig moesten kamperen op parkings van hotels, met een tiental nieuwsgierige toeschouwers rond de auto, of soms zelfs bijna in de auto.
In het stadje Gedaref kregen we onze eerste indruk van het Soedanese stadsbeeld. Net als in andere Afrikaanse steden is het een levendige bedoening, met een overdosis aan geuren, geluiden en andere indrukken. Maar toch is het anders, zo zien we geen Afrikaanse prints meer in het straatbeeld, maar mannen met lange witte Jellabahs en witte tulbanden en vrouwen met kleurrijke sluiers. Net als in Ethiopië zijn het de vrouwen die aan de straatkant koffiebarretjes uitbaten. Maar hier lijkt het alsof de vrouwen een hele apotheek uitbaten, op een tafeltje voor hun staan allerlei bokalen met poedertjes en vreemde kruiden uitgestald. Door onze gebrekkige kennis van het Arabisch zeggen we maar op alles ja, wanneer ze teken doen of ze een van die vreemde poedertjes aan onze koffie moeten toevoegen. Met een kruidige straffe koffie of thee als resultaat...uiteraard met genoeg suiker om op slag een diabetespatiënt van ons te maken. We leren al snel om niet te roeren!
Onze eerste dag in Soedan ontdekken we eigenlijk al genoeg redenen om ons hart te verliezen aan het land: goeie koffie, lekker brood en falafelkraampjes.
En dan hebben we het nog niet gehad over de mensen. Veel mensen probeerden ons, ongetwijfeld met goeie bedoelingen, te waarschuwen voor Soedan. Ook de Belgische ambassade in Nairobi, die ons van een officiële brief moest voorzien om ons Soedanees visum te krijgen, gaf ons een kleine preek. Zonder een onderscheid te maken tussen verschillende delen van Soedan, werd ons duidelijk gemaakt dat ze elke reis naar Soedan ten zeerste afraden. Toen we dezelfde ambassade, in Kenia nota bene, vroegen over de veiligheid in Noord-Kenia kregen we als antwoord: we zijn niet op de hoogte van specifieke veiligheidssituaties in specifieke regios...Was dat dan niet hun job? Maar voor Soedan was hij wel heel duidelijk: reizen in heel Soedan werd ten sterkste afgeraden. Om van Ethiopië naar Egypte te reizen, rijden we nochtans enkel door Noord-Soedan, waarbij we gevaarlijke regios zoals de grens met Zuid-Soedan, de Darfur-regio en de grens met Tchaad heel gemakkelijk kunnen vermijden. We hadden toch iets meer nuancering verwacht van een ambassade.
Van de mensen die het land ook effectief bezocht hadden, kregen we een heel ander verhaal te horen. Soedan is vaak een van de grote verrassingen voor mensen die door Afrika reizen, en blijkt achteraf zelfs vaak een van hun favoriete landen te zijn. We zijn benieuwd of dit ook voor ons zo zal zijn...Uit onze ervaring met Ethiopië hebben we geleerd dat we het niet altijd eens zijn met het beeld van andere reizigers. Maar de indruk van de eerste dagen, wees alvast in dezelfde richting. Overal worden we welkom geheten, komen mensen een praatje maken en op de weg wordt enthousiast getoeterd.
Hoe dichter we de Nijl naderden, hoe dichter bevolkt het land werd. Water betekent leven en dat is zeker zo waar in een land als Soedan, dat grotendeels bestaat uit woestijn. Toch vonden we ook hier aan een zij-arm van de Nijl een plekje om onze tent op te zetten. Er waren zeker dorpen en dus mensen in de buurt, maar we hadden niet veel keus. Maar de vrees dat we binnen het uur omringd zouden worden door nieuwsgierige dorpsbewoners was ongegrond...Een herder met zijn zoontje keek nieuwsgierig wat die twee vreemde auto's daar deden, zwaaide is en liep door. En een paar jonge vrouwen op weg naar de rivier om water te halen, liepen giechelend in sneltempo weg zodra ze ons zagen. De volgende ochtend was er dan toch een groep vrouwen moedig genoeg om dichterbij te komen, maar na een paar begroetingen in het Arabisch en een paar handgebaren, waren we snel uitgepraat. Na een paar meter keerde een van de dames echter op haar stappen terug...Minder positieve ervaringen in Oost-Afrika, brachten spijtig genoeg automatisch de gedachte naar boven, "wat zou ze willen?". Wel, eigenlijk wou ze ons gewoon graag een paar tomaten geven...Welkom in Soedan!
Zelfs in de hoofdstad Khartoum, voelden we ons welkom en op ons gemak. In Khartoum kamperen in National residence camping, waarvan we eigenlijk nog altijd niet goed weten wat het nu juist was. Er waren slaapzalen en douches en toiletten, een deel voor de mannen en een deel waar de vrouwen leven. Wanneer je het vrouwengedeelte binnenliep, leek de Islam ver te zoeken. De vrouwen die buiten gesluierd rondlopen, lopen hier luid kwetterend ongesluierd rond, terwijl ze uit elkaars make-uptasje lippenstift en nagellak uitwisselen. Op de rest van het terrein was de Islam moeilijker te negeren. Vooral om half vijf 's ochtends wanneer de moskee op 100 meter van onze tent de competitie aanging met de vijf omliggende moskeeën.
Voor een Afrikaanse hoofdstad is Khartoum best wel aangenaam. Hoewel je het niet zou denken als je aan de hoofdstad van een land als Soedan denkt, is Khartoum een ongelofelijk moderne stad: hoge fancy gebouwen, brede straten, hippe telefoonwinkels,..De oliebusiness in het land heeft er ongetwijfeld iets mee te maken. Maar we waren hier niet op city-trip, wel om paperassen te regelen. Elke bezoeker van Soedan moet zich binnen de drie dagen registreren in een immigratiekantoor. Daarnaast moesten we bij de dienst toerisme een reis- en foto-toelating ophalen, waar we genoeg kopies van moeten voorzien voor al de keren dat we gestopt zouden worden aan checkpoints of door mannen op brommers die beweren van de veiligheidspolitie te zijn.
Hoewel Soedan er minder voor gekend staat, zijn er in het land, net als in Egypte, heel wat piramides en tempels te vinden, die verwijzen naar een ver en indrukwekkend verleden. Sommige van de piramides zijn zelfs meer dan drieduizend jaar oud. Hoewel de piramides en tempels de grootsheid van hun tegenhangers in Egypte zouden missen, maken ze dat ruimschoots goed door het ontbreken van de duizenden toeristen met witte benen in veel te korte shortjes.
Er zouden ongeveer 255 piramides gebouwd zijn in de Soedanese Nijlvallei om als graven te dienen voor de koningen en koninginnen van het Kush-koninkrijk. De bekendste zijn de Meroe-piramides, wat dan ook onze eerste "culturele" stop was. Dat het toerisme hier toch met muizenstapjes is doorgedrongen, merken we als nog geen vijf minuten na onze aankomst achter de piramides, twee mannen met tulbanden op hun kameel naar ons toe komen gegaloppeerd (doen kamelen dat?): Camel-ride, cheap cheap? Market? Maar na een kordate nee, draven ze - even goeie vrienden - terug naar waar ze ook vandaan kwamen. Toen we nadat de ergste hitte was verdwenen, de piramides wouden bezoeken, kon de man van de kameel, die ook de man van het ticketbureau bleek te zijn, ons vertellen dat er net die dag geen ticketjes waren. Jaja, dat zal wel, het madammeke van de ticketjes heeft een vrije dag...Koppig maar toch een beetje teleurgesteld druipen we af. Het nadeel van toch alles volgens het boekje te proberen doen. Maar dat is allemaal al snel vergeten als we bij de oranje gloed van zonsondergang onze auto tussen de duinen parkeren, ons houtskoolstoveke aansteken en onze verboden whisky bovenhalen. Er kan niet veel concurreren met een nacht in de woestijn...
's Ochtends waagden we toch nog is een poging aan het ticketbureau van de piramides...En tegen alle verwachtingen in werden we - met enige trots - aan het madammeke van de ticketjes voorgesteld, die duidelijk uitgerust van haar dagje verlof tussen al de rommel een officieel ticket-boekje tevoorschijn toverde!
De top van een deel van de piramides werd ooit door door een Italiaanse schattenjager verwoest. Bij de eerste piramide had hij geluk en vond hij goud, waarna hij gedreven door de goudkoorts ook maar de rest van de piramides vernietigde...zonder enig resultaat. Enkele piramides werden gerestoreerd, waardoor we ons een beeld konden vormen van hun oorspronkelijke staat , met de gedetailleerde rotsgraveringen langs de binnenkant van de graftomben.
Via Atbara staken we in twee dagen de Bayuda desert door naar het stadje Karima. Sinds de Chinezen Soedan voorzien hebben van de gladste asfaltwegen in Afrika vergeten we soms door wat een onherbergzaam terrein we rijden, een eindeloze vlakte van zand, stenen en af en toe een paar boompjes. Hier en daar is er een ondernemende ziel geweest die een hutje heeft gebouwd waar hij op zijn bed wacht tot een passerende vrachtwagenchauffeur een taske thee wilt. Maar voor de rest is er vooral heel veel van niks...Maar ons getrainde oog vond ook in dit terrein een perfect huis van de dag: de enige schaduwboom in de omgeving wordt al snel een superdeluxe kampplaats. De kudde geiten die later arriveerde keek nogal verontwaardigd toe hoe we hun favoriete plek hadden ingenomen.
Ook de buurt van Karima is bezaaid met tempels en piramides. Hoewel ze volgens Bram toch maar een hoop oude stenen zijn, zetten we voor onze siësta onze luifels open net naast de piramides. Ik vraag me af of we dit ook kunnen proberen in Egypte?
Via vruchtbare veldjes en palmplantages, volgden we verder de Nijl verder tot aan Dongola, de hoofdstad van de Nubische provincie in Soedan. Op aanraden van andere reizigers slapen we een nachtje in een Nubische guesthouse, uitgebaat door een Koreaanse familie die haar hart verloren heeft aan de Nubiërs.
De Nubiërs zijn een volk dat langs de oevers van de Nijl leeft, over de grenzen van Soedan en Egypte heen, van Dongola in Soedan tot Aswan in Egypte. Met de bouw van de Aswan-dam in de jaren 60 werd niet alleen een deel van de Nijl getransformeerd tot Lake Nasser, maar verdween ook een groot deel van het grondgebied van de Nubiërs naar de bodem van het meer.
De Soedanese Nubiërs stellen zich in de eerste plaats voor als Nubiër, en pas dan als Soedanees. En ze zijn ook net dat tikkeltjes anders...De Nubiërs heffen de Soedanese gastvrijheid naar een hoger niveau! Tijdens onze avondwandeling langs de Nijl geraakten we al snel aan de praat met enkele van de Nubische families die met hun gezin aan de oevers komen genieten van de avondzon. Al was de conversatie beperkt tot een paar woorden Arabisch en een paar woorden Engels, toch bleef een van de vrouwen aandringen dat we bij haar thuis koffie kwamen drinken. Gevolgd door een paar van hun vrienden, liepen we langs een doolhof van ommuurde palmtuinen, naar haar huis, waar ze samen met haar man en haar schoonbroer en zijn vrouw samenleeft. De Nubische huizen zijn gemaakt van leem en bestaan uit een ommuurde grote binnenplaats waar de leefkamers door grote open deuren op uitkijken. In de huizen staat enkel het hoogstnodige, een paar bedden, misschien een stoel, een kleine kookplaats met een koffiepannetje en een paar theeglaasjes, en in dit geval een megagrote stereoketen! Zodra we de poort binnen wandelden werden sluiers afgeworpen, stoelen aangeschoven en met palmtakjes het vuur opgestookt. In de keuken werden de koffiebonen samen met gemberwortel geroosterd en gemalen... Terwijl we daar in Europa een peperduur koffiemachine voor nodig hebben, wordt hier op de aarden vloer, op een klein vuurtje het perfecte taske koffie gebrouwen...
Terwijl de zon stilaan onderging, probeerden we onze gastvrouw te overtuigen dat we nu toch wel door moesten. Of we dan morgen terugkwamen? Om het met hun woorden te zeggen; Insha'allah!
Terwijl Taniya en Clive nog een paar dagen in Dongola bleven om te bekomen van een zware verkoudheid, konden wij niet snel genoeg de woestijn in trekken. We zouden elkaar na een paar dagen terug zien in Wadi Halfa, om samen de ferry te nemen richting Egypte.
We hadden dus nog vier dagen om heel langzaam de vierhonderd kilometer naar Wadi Halfa af te leggen. En we hebben ze nodig gehad! De Nubische gastvrijheid was niet echt bevorderlijk voor ons reistempo.
Een beschrijving van een reisdag in het land van de Nubiërs:
Rond een uur of negen/tien, wanneer de zon al zo hoog aan de hemel staat dat de schaduw geen verkoeling meer kan brengen, verlaten we onze kampplaats in de woestijn. In een klein dorpje stoppen we om de krokodillenkop op de poort van het politiekantoor van dichterbij te bekijken. De politieman van dienst vertelt ons eerst met trots dat de politie deze krokodil geschoten heeft, om de mensen van het dorp te beschermen en verwijst ons dan voor shai (thee) naar het gebouwtje aan de overkant. Het donkere cabanneke zit vol met Soedanezen, maar wordt uitgebaat door een Ethiopiër, die in een olievat falafels zit te frituren. We zetten ons aan het enige tafeltje en bestellen een portie Fuul als ontbijt: een bonenstoofpot, gemengd met geplette gekookte eieren en falafel. Daarna blijven we nog een beetje napraten bij een taske thee. Wanneer we vragen hoeveel het is, schudt Ibrahim, een van de Soedanezen zijn hoofd...Neenee, dat is van mij, en blijf nog een beetje. We bestellen nog een broodje falafel voor mee te nemen, en deze keer is het Youssef, de Ethiopiër die met zijn hand op het hart nee schudt, dit is eentje van het huis.
Wanneer we door een van de prachtige Nubische dorpjes rijden, met haar kleurrijke huizen,stoppen we om een beetje rond te kijken. Ik word al snel aangesproken door twee jonge meisjes. Door de blauwe luiken van een van de spierwitte Nubische huizen, wuiven ondertussen twee madammekes ons binnen. In een van de koele kamers, worden stoeltjes klaar gezet, en krijgen we een bordje bananen en twee tasjes thee voorgeschoteld. De twee jonge meisjes houden ons gezelschap en drukken mij de Engelstalige handleiding van de sateliet-tv in mijn handen, om te compenseren dat ze onze taal niet spreken. De twee madammekes blijven zich ondertussen schuilhouden in de keuken...waardoor ik begin te denken dat we misschien in een of ander theehuisje zijn beland. Zal ik dan toch maar is in de keuken gaan horen hoeveel onze thee kost dan? Dat levert echter alleen maar verbaasde geshockeerde blikken op en met een dikke knuffel worden we de straat opgestuurd.
In de namiddag stoppen we aan een winkeltje voor wat koude drank. En daar ontmoeten we Mohammed Ali Mohammed, die in het midden van zijn klein winkeltje een siësta doet. Hij biedt ons zijn bed aan, stopt ons wat dadels in onze handen en entertaint ons terwijl we onze sodas drinken. We geraken aan de praat over de goudkoorts die heeft toegeslagen in Soedan. In 2010 werd goud ontdekt in de Nubian Desert, wat een heuse goudkoorts op gang heeft gebracht, zeker sinds de aanleg van de asfaltweg, waardoor de woestijn plots toegankelijk werd voor iedereen. Maar de Nubiërs, nee die houden zich daar niet mee bezig, zegt Mohamed Ali Mohamed. Laat de rest maar zweten in de vlakke zon, wij houden het wel bij onze dadels onder de palmbomen...dat is ons goud. Als we willen betalen, wordt dat heel kordaat afgewezen, terwijl mijn zakken met nog meer dadels worden gevuld...Ook in het volgende dorp worden we binnengeroepen in een van de huizen, terwijl de man des huizes ons wanhopig iets probeert aan te bieden...Fuul? Neenee, we hebben net gegeten. Shai? Nee dank u...Some water maybe? ....
Om 16u, zo'n zeven uur later hebben we niet meer dan 50 kilometer gereden...en wordt het stilaan tijd om een slaapplaats te zoeken en onze dag in Nubië af te sluiten.
In het dorpje Wawa steken we in een bootje de Nijl over om de Soleb-tempel te bezoeken. Net als bij de piramides zijn we hier de enige toeristen en moet de bewaker van de tempels ergens uit het dorp worden gehaald om ons een ticketje te geven. Vriendelijke man, dat wel, maar het enige dat we zijn te weten gekomen over de tempel is dat hij zeker 3000 jaar oud is. We zullen jullie dus niet vervelen met de historische achtergrond. Een groot deel van de pilaren die ooit het dak van een enorm gebouw ondersteunden, lagen in blokken verspreid over het terrein waardoor we de hiëroglyfen van dichtbij konden bewonderen.
Terug aan de overkant zien we overal verspreid in de woestijn tentjes en andere tekenen die wezen op de tijdelijke kampen van goudzoekers. We stopten bij een man die tot zijn knieën in een soort van vijver het woestijnzand door een zeef liet draaien. Met kwikzilver probeerde hij de goudpartikels in het zand te verzamelen in de hoop ooit zijn fortuin te maken. De hele rit naar het Noorden zien we zulke goudzoekerskampen, waar gelukszoekers van Soedan, Somalië, Eritrea,...zich verzamelen. Zoals bij elke goudkoorts zullen de meesten met lege handen terug naar huis keren.
Soedan een fantastisch land om door te rijden, zowel voor de vrijheid van de woestijn als voor de gastvrijheid van de mensen. Maar door de hitte konden we ons verblijf niet echt veel langer rekken. Het kwik stijgt in Soedan overdag ver boven de 50 graden, waardoor een dagje ergens blijven staan niet echt een optie was. Een siësta onder de palmen langs de Nijl was uitgesloten, want tijdens deze periode worden de dadelpalmen die langs de hele oever van de Nijl groeien, overspoeld door kleine steekvliegjes, die niets liever doen dan onze ogen, oren en neus binnendringen. Tijdens het heetste van de dag was rijden dan ook de enige manier om verfrissing te krijgen. Al konden we soms ook gebruik maken van de onweerstaanbare Soedanese siësta-voorzieningen. In Soedan zie je overal langs de weg en op dorpspleinen, aardewerken kruiken waar elke voorbijganger fris drinkwater kan vinden. Maar ook de schaduw van een boom wordt zelden onbenut gelaten en is voor de Soedanezen de ideale plaats om een paar bedjes onder te schuiven om de heetste uren van de dag weg te slapen...Ik denk niet dat ze het erg zouden vinden dat twee oververhitte Belgen hiervan gebruik maakten!
Uiteindelijk slagen we erin om ons door de Nubische gastvrijheid heen te worstelen en Wadi Halfa te bereiken. Hoewel er een weg bestaat tussen Soedan en Egypte, is de landsgrens tussen beide landen nog steeds gesloten en zijn we verplicht om de grens over te steken via een ferry op Lake Nasser. Voor de eerste keer deze reis, nemen we iemand aan om deze grensovergang voor ons te regelen. Verder dan de woorden salaam aleikum, miamia en tamam reikt onze Arabische woordenschat niet, en we betwijfelen of dat zou volstaan voor onze overtocht te regelen. Er zit niets anders op dan de controle over te dragen aan Mazar, een vrolijke nerveuze Soedanees. We ontmoeten hem in een van de vele theehuisjes van Wadi Halfa en al snel is alles geregeld.
Wij zouden op woensdag de passagiersferry nemen, om ongeveer 24 uur later aan te komen in Aswan in Egypte. Onze auto's zouden dan de volgende dag met een overzetboot richting Aswan vertrekken, om daar dan drie dagen later aan te komen...Insha'Allah. Het woord Insha'allah is geen probleem als het over het eten of het weer gaat, maar als het over ons huis op wielen gaat, hebben we liever wat meer specifieke informatie. Hoewel we op deze reis hebben leren loslaten, is het toch met een klein hartje dat we de sleutels van ons hele hebben en houden overhandigen aan een man die we nog maar net ontmoet hebben...
Met een rugzak met het hoogstnoodzakelijke stappen we op de ferry, om samen met Taniya en Clive en 566 Soedanezen en Egyptenaren de overtocht te maken. We zoeken ons een plekje vooraan op het dek, dichtbij kapitein Mohammed, die ons van onder zijn witte tulband met zijn zilveren tanden breed toelacht. We zijn alleszins in goede handen!
Wanneer na een paar uur de ferry de haven verlaat en bij het geluid van het avondgebed het hele dek zich richting Mekka draait, overvalt me het gevoel dat Soedan een van die landen is waaruit elk vertrek eigenlijk te vroeg is...
- comments
rita schoon, ik ga dit nog missen