Profile
Blog
Photos
Videos
Elf november is de dag, da-hat mijn lichtje, da-hat mijn lichtje.. elf november is de dag, da-hat mijn lichtje in de boom belanden mag. Sint Maarten zijn we niet vergeten en een heuze Thaise lampion verlichtte onze gezichten, alvorens door de wind meegenomen te worden en niet richting de zee, maar richting het eiland te waaien. Het Thaise meisje die ons de lampion verkocht had hief haar handen ten hemel, greep toen haar zwarte haren beet en rende weg. Onze lampion had inmiddels een boom bereikt en vond dat een prima eindstation. De vuurspetters trokken de aandacht van alle op het strand dinerende toeristen en Mees vroeg: Waarom is de lampion dan in de boom gewaaid?
'Dat komt door de wind'
'Maar waarom komt dat door de wind?'
'Omdat die waait, hij blies de lampion de verkeerde kant op'
'Maar waarom dan?'
'Dat heeft te maken met het hoge en lage drukgebied'
Inmiddels vielen de brandende stukjes lampion op ondergelegen takken.
'Dit brengt vast ongeluk' zei ik.
'Nee joh' aldus Jan-Joost 'de lampion heeft toch gevlogen, alleen niet zover. Als die lampion verder had gevlogen, was hij uiteindelijk vast ook wel in een boom terecht gekomen'.
Maar Mees en ik hadden er geen vertrouwen in. Althans, Mees was vooral teleurgesteld en ik, tja, ik wist zeker dat dit niet veel goeds kon beloven. Temeer omdat dezelfde seconde dat de lampion de boom raakte, de eerste regendruppels naar beneden vielen. Aan de andere kant kunnen we dat als een geluk beschouwen, omdat daarmee het eiland wellicht gered was van een bosbrand. De laatste vlammen waren inmiddels gedoofd en iedereen kon weer opgelucht adem halen.
Daar was ook weer het Thaise verkoopstertje met een gratis nieuwe lampion. Ditmaal vloog hij hoog en richting de zee. Mees keek er ongeveer drie seconden naar en hield zicht toen vooral bezig met de jongens die vuurshows gaven.
'Waarom doen ze dat dan, met vuur gooien?'
'Dat vinden de mensen mooi'
'Waarom vinden de mensen dat dan mooi?'
Jan-Joost had inmiddels genoeg gekregen van het luie strandleven. Hij wilde wel wat meer avontuur. Dus hij huurde een scooter en reed met gemiddeld tien kilometer per uur het eiland rond, tot hij genoeg had geoefend om ook ons achterop te nemen. En lach maar niet om de snelheid, want het was spectaculair genoeg op de onverharde wegen die stijl omhoog en naar beneden liepen, met dan weer kleine en grote losse stenen, dan weer los zand en kuilen van minimaal 15 cm diep om de halve meter. Ik denk dat het eiland prachtig was, maar ik zag alles vierdubbel voor mijn ogen trillen, alsof ik op een immense vibrator zat.
Gelukkig waren er ook stukken weg waar het iets meeviel en we lekker hard konden scheuren (wel twintig kilometer per uur!) en zo belanden we uiteindelijk ergens op een zo mogelijk nog paradijselijker stukje van het eiland.
Daar konden we afkoelen in het kraakheldere water van de zee en deze bevuilen met onze bezwete en door het stof zwartgeworden lichamen.
De helse terugtocht duurde lang. Jan-Joost vroeg zich meermaals af hoe we dat op de heenweg hadden kunnen doen, levensgevaarlijk. Al hobbelend viel Mees lekker in slaap, terwijl ik zijn nekje en hoofdje ondersteunde en bad dat hij hier geen wiplash aan over hield.
Toen Mees en ik veilig waren afgezet door manlief, in de buurt van ons resortje, besloot Jan-Joost om terug te rijden naar een punt waar je de zon onder ziet gaan (aan onze kant van het eiland zie je enkel de zon opkomen). Mees en ik gingen niet mee, veel te gevaarlijk, helemaal als we diezelfde tocht in het donker moesten afleggen. De enorme slang op het pad naar ons hutje was niet gevaarlijk, die glibberde gauw weg toen hij ons zag.
'Was het mooi, de zonsondergang?' vroeg ik heimelijk jaloers aan Jan-Joost toen hij terugkwam.
'Het was bewolkt' mompelde Jan-Joost.
De volgende dag moest de scooter om half tien 's ochtends worden ingeleverd. Dat gaf ons dus nog even de tijd om een heus klooster te bezoeken, met een enorm Boeddhabeeld. Ik had me van tevoren een beetje ingelezen want ik wilde natuurlijk geen onbedoeld kwetsende dingen doen. Ik las dat je je schoenen moet uit doen en dat monniken geen vrouwen mogen aanraken. Geen handje geven dus.
Bij het klooster werd ons meteen wat rokende wierook in de handen gedrukt (waarbij de monnik mij toch echt even leek aan te raken, de stoutert!) en deze zetten we aan de voeten van het imposante beeld. Daarna werden we meegenomen naar een betonnen gebouw. Voor de deur lagen slippertjes en stonden tonnen en emmers gevuld met water. Hier, zo veronderstelde ik, zouden we onze voeten moeten wassen. Jan-Joost stapte doodleuk met zijn grote Nikes het gebouw binnen. Ik waarschuwde hem gauw en geschrokken trok hij zijn schoenen uit, om met zijn dikke sokken naar binnen te wandelen. De monnik vond het helemaal geen probleem. Ik nam voor de zekerheid toch even de moeite om de voetjes van Mees en mezelf symbolisch te wassen (lees: vertwijfeld zijn voeten in de bak met water steken, vervolgens beseffen dat dit water schoon moet blijven en men geacht wordt de bakjes te gebruiken om de voeten mee te overgieten, vervolgens maar met mijn vingers wat water over onze tenen sprenkelen en schuldig om me heen kijken of niemand het heeft gezien).
Eenmaal binnen vroeg de man of we getrouwd waren.
'Not yet' zei Jan-Joost.
Ik wacht nog steeds op een romantisch aanzoek...
Natuurlijk moesten we de monniken wat geld geven, maar ja, hoeveel is gepast? Jan-Joost legde honderd bath in de gretig uitgestoken hand van de monnik, waarop de monnik begon te lachen en zijn hand op dezelfde plek in de lucht liet hangen. Nog maar een honderdje dan? Nog steeds lachte de monnik, maar nu als een boer met kiespijn. Om zichzelf en ons uit deze beschamende situatie te redden noemde hij een prijs: 400 bath was redelijk. Jan-Joost had 380 bath, of een briefje van duizend, maar duizend werd ons toch wat te gortig. Jan-Joost legde uit dat we een beetje op het geld moesten letten, omdat we nog lang in Thailand willen blijven. De monnik nam genoegen met 380 en gaf ons vervolgens allemaal koekjes en pakjes drinken, waardoor wij ons weer heel ongemakkelijk voelden, alsof hij dacht dat we arme sloebers waren.
Toen we al bijna de trap afliepen kwam de monnik nog eens aanrennen, met nog meer koekjes. Deze drukte hij in mijn handen en hierbij raakte hij mij zonder twijfel aan. Ik liet bijna de spullen uit mijn handen vallen, omdat ik had gelezen dat vrouwen hun best moeten doen om het de monniken niet moeilijk te maken betreffende de verboden aanrakingen.
'Ze nemen het hier niet zo nauw met de regels, geloof ik' zei ik toen we weer beneden bij de scooter stonden.
De volgende ochtend zagen we de monnik die in ons resort verblijft en kennelijk als electriciën werkt, opstaan met een biertje en een sigaret, druk telefonerend met zijn mobieltje.
Tijd om dit wonderschone en tegelijk zo bevuilde eiland te verlaten. We besloten om naar Chiang Mai te gaan, de op één na grootste stad van Thailand, in het noorden. Ik voelde me wel verdrietig om Momo en de pups (Niano, Anaïs, Taco en Burrito) achter te laten, maar de bedbugs zouden we niet missen. De laatste nacht in ons gezellige hutje hebben we geen oog dicht gedaan. Het was alsof de bedbugs wisten dat hun lekkere hapjes vannacht voor het laatst in hun habitat verbleven, waardoor ze een afscheidsfeestje hielden met lopend buffet. Het was me een feestmaal, want toen we eindelijk in slaap dreigden te vallen ondanks het geprik en gejeuk, kotste Mees het hele bed onder, Jan-Joost incluis. Daarop besloot Jan-Joost voor een nachtelijk partijtje zwemmen in de zee, samen met de lakens en ik probeerde de schade aan het matras wat te verminderen. Mees voelde zich na het ontdoen van zijn avondmaaltijd overigens weer kiplekker en wilde gauw weer verder slapen op het door zijn maaginhoud bevuilde matras.
De volgende dag dreigden we de boot te missen en daarmee ook de minibus van half één (waar de kaartjes al voor gekocht waren) en daarmee ook de trein naar Chiang Mai, omdat de was niet op tijd klaar zou zijn. Deze hadden we de vorige ochtend ingeleverd omdat mijn eerdere poging om de was te doen jammerlijk was mislukt. Of misschien rook de zeep die ik had gebruikt gewoon wel naar oud zweet, dat kan ook natuurlijk. Hoe dan ook, een lichte paniek ontstond, maar onze dikke Boeddha (zo noemden we de barjongen inmiddels) belde naar het taxibedrijf en het was geen probleem als we een taxi later namen.
Aan het einde van de middag bereikten we het treinstation in Bangkok. Jan-Joost had gelezen dat je absoluut een eerste klas kaartje moest bemachtigen, anders zou je wel eens uren tussen de kippen kunnen zitten. Maar er waren geen kaartjes voor de eerste klas meer, wel voor de tweede klas. We kochten de kaartjes toch maar, want we wilden weg.
'Dit wordt echt hels,' zei Jan-Joost bedrukt 'ik ben echt gewaarschuwd dat je geen tweede klas moet reizen'.
Ondertussen werd Mees door een Thaise vrouw gekieteld, bevoeld, op de foto gezet, als een echte beroemdheid.
Om half acht 's avonds vertrok de trein en de volgende ochtend om 10:45 zouden we volgens het reisschema in Chiang Mai aankomen.
De tweede klas viel reuze mee. Er was geen Thai te bekennen, noch een kip (behalve in de soep dan) en we kregen heerlijke bedjes. Jan-Joost en ik hadden stoelen die niet naast elkaar waren, maar we besloten toch naast elkaar te gaan zitten en hoopten dat de rechtmatige eigenaar zou willen ruilen. Die rechtmatige eigenaar was een Engelse backpacker, die ook graag naast zijn vrienden wilde zitten. Maar hij vond het geen probleem om even te ruilen. Als de stoelen werden omgebouwd tot bedjes zouden we gewoon weer naar onze eigen plek verhuizen. Op de één of andere manier gebeurde dit niet. Er werd heel wat afgeruild, waardoor er nu twee Fransen op onze stoelen zaten en later gingen slapen, dus Jan-Joost kroop gewoon boven mij in het uitklapbed en Mees en ik sliepen onder hem. De arme Engelsman werd 's nachts uit zijn bed gelicht door twee Thai, omdat hij door onze ruilactie hun bed bezet hield. Daarop is de Engelsman maar 'nice and cosy' bij zijn vriend gekropen. Ik vond het bedje al krap om samen met Mees in te liggen, dus we hadden maar wat medelijden met die jongens, maar ze waren aardig en leken het echt oké te vinden.
De trein had wat vertraging, dus uiteindelijk deden we er zo'n zeventien uur over, maar we kwamen veilig aan in Chiang Mai. Daar namen we de tuktuk, jawel, naar het Hollandse guesthouse waar we voor twee nachten gereserveerd hadden.
Bij binnenkomst vroeg Jan-Joost aan Mees: vind je ons nieuwe huisje mooi?'
'Nee' zei Mees
'Ik ook niet' bevestigde ik met een glimlach. 'Maar we blijven ook niet lang, voor nu ben ik ontzettend blij met een bed zonder bugs, een douche en een w.c. en WiFi!'
De intocht van Sinterklaas was op de t.v. Wat een bizarre ervaring om de Sint en zijn Pieten op hun stoomboot te zien, terwijl je puffend van de warmte in je ondergoed ligt te rusten op je bed.
Het barpersoneel is onaardig (waar is die Thaise glimlach?). Het eten valt tegen en is duur. En toen Mees lag te slapen, terwijl wij nog moesten eten, mochten we het eten niet eens meenemen naar onze kamer. We voelen ons hier heel onprettig en willen zo snel mogelijk weg uit dit hotel. Bovendien zijn we niet in Nederland maar in Thailand, toch hoor je hier de Nederlandse radio en kun je patat speciaal bestellen, met een frikandel. Jan-Joost was overigens niet rouwig om de patat speciaal.
Jan-Joost zocht wat op internet en vond al snel een leuk guesthouse voor een zachte prijs. Helaas, het zat bomvol vanwege het lampionnenfestival dat volgende week plaatsvind. De schrik sloeg ons om het hart, daar hadden we helemaal geen rekening meegehouden! Elk guesthouse zat waarschijnlijk bomvol...
's Avonds bracht een tuktuk ons naar het oude centrum van de stad, naar de sundaynightmarket. Wat een spectacel! Overal lagen de prulletjes uitgestald, schoenen, kleding, sieraden, schilderijen, lampen en lampionnen, etenswaren, muziekinstrumenten... mijn vrouwelijk koophormoon spoot door mijn aderen. Dit werd gevaarlijk, het was zo verleidelijk! Op elke hoek van de straat speelden mensen muziek, verderop werd gedanst, het was een drukte van belang. Fantastisch!
Thuisgekomen ben ik meteen als een blok in slaap gevallen, terwijl Jan-Joost een mailtje stuurde naar een guesthouse in de hoop nog een kamer te kunnen boeken.
Vanochtend hadden we een alleraardigst mailtje terug. We kunnen er terecht! We liepen er vandaag toevallig voorbij, toen we door de oude stad slenterden. Juist toen we in een leuk buurtje kwamen, met een markt waar groenten en fruit, vis en lekkere en vreemde hapjes worden bereid en verkocht, liepen we er zo tegenaan.
Hier was het barpersoneel vriendelijk en de joviale receptionist (een blanke hippie-achtige man genaamd David) kwam ons persoonlijk begroeten en deed daarbij een vrolijk dansje.
'Hier wil ik wel wonen' zei Mees en rende toen weer naar de fontein om de visjes te bekijken.
- comments