Profile
Blog
Photos
Videos
"Op mijn horloge is het kwart voor acht," zegt Yvonne. Verdomd, de iPhone heeft zich een uur vergist! We moeten ons haasten, want om acht uur worden we opgehaald door de vader van Miguel, de jongen die ons van Calama naar San Pedro bracht. De vader rijdt ons in de richting van de 6.000 meter hoge Licancabur vulkaan, de heilige berg op de grens van Chili en Bolivia. We zien onderweg Lama's met gekleurde kwastjes aan hun oren. Rond tien uur zijn we bij grenspost Hito Cajon, een klein gebouwtje op de helling van een grote berg, samen met een tiental andere terreinwagens die voornamelijk jonge toeristen vervoeren. Terwijl wij in de ijskoude wind buiten in de rij staan voor onze stempel, vullen onze Boliviaanse chauffeur Wilson en gids Juan de benzinetank met een slangetje vanuit een grote jerrycan op het dak van de Toyota Landcruiser.
Onze wagen vertrekt als eerste richting 'Reserva Nacional de Fauna Andina Eduardo Avaroa', een gebied zo groot als Nederland. We zijn in de Andes! Zo'n 45 miljoen jaar geleden kolkte hier nog het water van de oceaan, maar door tectonisch geweld is de bodem vier kilometer omhoog gekomen. Nu is het een woestijn vol gigantische vulkanen, waarvan sommigen met sneeuw op de top. De bergen hebben allerlei kleuren, van lichte tinten geel, oranje en groen tot donker rood, bruin en zwart. Er is vrijwel geen begroeiïng, alleen kleine struikjes, keihard gras en mos.
We rijden langs de Laguna Blanco en de Laguna Verde, zoals de namen zeggen een wit en een groen meer. Het water krijgt zijn kleur door de mineralen en metalen waar de bodem vol mee zit. Een stuk verder komen we langs de Agua Termales de Polques, een vulkanische bron. Ik trek mijn zwembroek aan en stap de kleine poel in met water van een graad of veertig, best heet. Wel mijn muts op, want het is buiten rond de vijf graden. Na deze verwarmende duik klimmen we naar vijfduizend meter en bezoeken de geisers Sol de Mañana, een groot veld vol kleine kraters met pruttelende modder, zwaveldamp en stoom. We zijn een beetje misselijk en duizelig van de hoogte en de stank, dus we rollen bijna het kokende water in.
Bij de Laguna Colorado, die fel rood is van de algen, zien we een aantal flamingo's fourageren. Ze eten de rode algen, waarvan ze een roze kleur krijgen. Bij het meer staan een paar barakken van een bedrijf dat energie wint uit de vulkanische warmte. In één ervan gebruiken we een tafel, waarop Juan en Wilson een picknick uitstallen. Lekker, tonijn met tomaat, maïs en komkommer op brood. We rijden via de Arbol de Piedra, een rots in de vorm van een boom, naar Hotel Del Desierto, op 4.600 meter gelegen, aan de voet van een grote berg met uitzicht over een immense vlakte. Het hotel ligt afgelegen, we rijden vele kilometers off road. We kunnen 's middags nog even gebruik maken van de douche en tussen zes en half tien is er elektriciteit. Daarna mogen we een kaarsje aansteken. De kamer heeft prachtig uitzicht op de bergen. Er lopen een paar vicuñas!
Na een paar kopjes Mate de Coca gaan we om half acht eten. We zijn inmiddels zo misselijk van de hoogte dat we nauwelijks een hap door onze keel krijgen. Om negen uur gaan we liggen. Helaas komt het ook deze nacht niet van slapen, de misselijkheid houdt aan en wordt vergezeld door een knetterende hoofdpijn.
De volgende ochtend vertrekken we in noordelijke richting. We gaan nog een paar honderd meter omhoog en dalen dan langzaam tot we de Altiplano van Lipes bereiken, een hoogvlakte op ongeveer 3.600 meter. In de loop van de dag verdwijnen langzaam de ergste symptomen van hoogteziekte.
Op weg naar Uyuni passeren we een aantal mooie lagunes met flamingo's. We zien ook een Andes Bergkat, één van de meest zeldzame katachtigen op aarde. Hij is even groot als onze kat Boris, maar heeft een langere staart en een grijs-zwart gestreepte vacht. In de zeven jaar dat onze gids hier rondrijdt, heeft hij er nog nooit één gezien. Niet zo gek, als je bedenkt dat er nog maar 2.500 zijn in de hele Andes!
We maken een korte stop in San Cristobal, het eerste dorpje waar we in twee dagen langskomen. San Cristobal is een aantal jaren geleden een paar kilometer verplaatst om ruimte te maken voor de één na grootste zilvermijn ter wereld. Zelfs het graf van Juan's opa is verplaatst naar de nieuwe lokatie. De berg, die heilig was voor de lokale bevolking, is al voor de helft afgegraven.
We overnachten in het Salt Hotel in Colchani, dat uitkijkt over de Salar de Uyuni, een zoutvlakte ter grootte van drie Nederlandse provincies. Het hotel zelf is ook helemaal van zoutblokken gemaakt. Morgen rijden we met de wagen over de meter dikke korst van het honderd meter diepe zoutwater-meer.
- comments