Profile
Blog
Photos
Videos
De zon komt op in een gouden gloed. O, o, wat ruikt het hier toch lekker tussen de sagestruikjes. We staan in een eindeloos zanderig veld van grijsgroene sage, met hier en daar een pluk pinus. Ik kan niet zeggen dat het stil is hier op deze uitgestrektheid. Het is een gegrom van jewelste met al die jaknikkers en andere apparatuur om ons heen in dit olieveld.
Ontbijten doen we een stukje verderop, bij een picknickplek, met uitzicht op de plaatselijke Badlands en op een bijzondere berg, Angel Peak. Want ook hier heeft de erosie toegeslagen.
Het is een heel eind rijden door de desert van New Mexico. Met prachtige desert vergezichten, ruige kale bergen en diep uitgesleten kloven onderweg naar Chaco Culture National Historical Park. Volgens de gids van Chimney Rock was het een aanrader, maar wel erg warm in de zomer. Vanaf de snelweg naar het park is nog vijftig kilometer over wegen die steeds slechter worden. Het schijnt dat we nog een rivier over moeten, hopelijk stroomt hij niet te hard. Nu is het om ons heen heel erg droog, dus ik kan het me niet voorstellen dat het een probleem wordt.
Het is stil als we uitstappen om een foto te nemen, doodstil, geen wind, geen vogels en geen insecten. De vlakte bestaat uit bolvormige gele struikjes, wit grijze struikje en groen grijze struikjes, alsof de vlakte is aangelegd door een hovenier, mooi gemengd. Ook hangt er een heerlijk geurtje van droogbloemen. De doorwaadbare plaats zien we al in de verte. Grote oranje tonnen aan de rand van een zilvergrijze laagte in de weg, geen drupje water te zien.
Toch wel een beetje opgelucht rijden we verder richting een opmerkelijke berg, een butte. Het lijkt wel of die Pueblo indianen van vreemde bergen houden. De gele en terracotta kleurige zandstenen canyon die we inrijden is prachtig, zo totaal anders dan wat we tot nu toe gezien hebben. Bij het bezoekerscentrum halen we onze kaartjes, vragen informatie en bekijken een introductiefilm. Binnen is het heerlijk, buiten is het heet. We worden gewaarschuwd om genoeg water mee te nemen. Zelfs op het toilet hangt een poster waar je op moet letten, duizeligheid, verwardheid, er wit zweterig uit zien of juist met een rood oververhit hoofd enz. Veel water drinken, maar ook weer niet te veel in één keer. Dat zet de sfeer zeg maar.
De eerste archeologische site ligt net achter het bezoekerscentrum. Er staat een bak met boekjes over de site, te leen of te koop, aan ons de keus. Met in het achterhoofd hoeveel we al mee te sjouwen hebben wordt het lenen. We dwalen langs de ruïnes, muren van dunne plakken zandsteen in patroon gelegd, de daken ontbreken. De zelfde vorm als bij Aztec, D met ronde diepe kiva's en een lange muur met rechthoekige kamertjes, waar je soms het pithouse hout van het dak nog gedeeltelijk in de muur ziet zitten. Wel prettig dat ze een prachtig plaatje van hoe het er ooit zou hebben uitgezien erbij hebben afgedrukt op het informatiepaneel die aan het begin staat.
Zo dwalen we van de ene opgraving naar de andere. Stukje rijden, wandelen, stukje rijden, wandelen. De meeste dorpjes, zo kun je ze eigenlijk wel noemen, staan niet ver van de canyonmuur af. Op sommige plekken op de muur hebben ze petrogliefen achtergelaten. Een hand, vogel, herten, niet alle beschreven afbeeldingen kan ik vinden.
Aan het eind na drie dorpjes houd ik het voor gezien, het is veel te warm. Theo is wat fanatieker, hij wil alles aflopen.
In de verte is de lucht staalblauw en zie ik het flitsen. Het druppelt een beetje op de terugweg, maar het meeste valt ergens anders. Het is dezelfde weg terug, de rivierbedding is nog steeds droog, goddank. Vijftig kilometer terug naar de weg, dezelfde snelweg weer af, Farmington langs. Waar we langs de weg drie laundry zaken zien. Dat verbaast me minder wanneer ik al de stacaravans zie. Het is hier geen rijk gebied lijkt wel, terwijl hier zoveel olie gewonnen wordt!
Een coyote steekt over, het wordt groener, meer bomen en we rijden Colorado weer in. Hier is wel een plek om de nacht door te brengen. We volgen een weg naar twee campgrounds in een National Forest. Aan het begin van de weg staat weer de reminder dat we veertien dagen achter elkaar in dit bos mogen kamperen. Na de bebouwing gaan we de eerste weg links, die dood loopt bij een hek, daar staat al iemand met een roestige auto en een tent. Als we keren betrappen we een dame die snel haar broek aantrekt. Ze komt naar ons toe en ze blijkt hartstikke aardig. Al snel raken we in gesprek door het autoraampje. Ze blijkt een archeologe te zijn en heet Jane. Ze wil ons wel een en ander laten zien. Dat laten we ons geen twee keer vertellen. Dus besluiten we niet verder te zoeken, maar iets terug langs het pad in de berm te parkeren. Zo ploegen we ons door de hoge beplanting en zien we de resten van een pithouse. Het is nu een kuil in de grond, alle hout is bij het verlaten waarschijnlijk al meegenomen. Wel ligt er nog een verroeste koekenpan, wat blikjes en ijzeren banden. Verderop staan de resten van een oud goudzoekersdorpje. Een hoge schoorsteen staat nog overeind, van de rest is niet zo heel veel meer over. Snel gaan we weer terug, want eigenlijk mogen we hier niet zijn, het is privéterrein. En je weet het maar nooit met die Amerikanen, misschien gaan ze wel schieten.
We zitten nog een hele tijd te kletsen met Jane, terwijl het donkerder en donkerder wordt. Het is nog even schrikken wanneer er een auto naar het hek rijdt, weer vertrekt en weer terug komt, om door het hek te rijden. We worden genegeerd. Even later rijden ze weer weg, heel vreemd. Maar we slapen er niet minder om. Door de regen die nacht, is het lekker koel.
Hetty
- comments